Gebruik van een arthroscopische chirurgische instrument-draadpincet
Als het gaat om de toepassing van de arthroscopische draadpincet van 4,5 x 170 mm bij daadwerkelijke operaties, zijn doorgaans de volgende stappen nodig:
I. Preoperatieve voorbereiding
Steriliseer de draadpincet grondig om aseptische omstandigheden te garanderen. Dit is een cruciale stap om eventuele postoperatieve infecties te voorkomen.
Het chirurgische team moet zich vertrouwd maken met het ontwerp en de functionaliteit van de forceps. Ze moeten weten hoe ze de kaken soepel kunnen openen en sluiten, en de gevoeligheid van het grijpmechanisme begrijpen.
II. Hechtdraadpassageprocedure
Bij ligament- of peesreconstructieoperaties komt de draadpincet in actie zodra de chirurg de juiste weefselaanhechtingspunten heeft geïdentificeerd en de noodzakelijke tunnels (in bot of zacht weefsel) heeft voorbereid.
De chirurg houdt de tang vast met een stevige maar delicate greep, vergelijkbaar met hoe je een schrijfinstrument vasthoudt voor nauwkeurig werk.
Omdat de arthroscopische camera een duidelijk zicht in het gewricht biedt, wordt de forceps voorzichtig door het arthroscopische portaal ingebracht. De slanke diameter van 4,5 mm zorgt voor een soepele toegang zonder schade aan het omliggende weefsel te veroorzaken.
Eenmaal in het gewricht gebruikt de chirurg de tang om het uiteinde van de hechting voorzichtig vast te pakken. De fijne punten van de pincet zijn ontworpen om de hechtdraad stevig vast te houden zonder te verschuiven.
Vervolgens leidt de chirurg, door de tang voorzichtig te manoeuvreren, de hechting door de smalle tunnels of tussen weefsellagen. Bij een reconstructie van de voorste kruisband (VKB) van de knie moet de hechting bijvoorbeeld door de femorale en tibiale tunnels worden gevoerd. De lengte van 170 mm van de forceps biedt het nodige bereik om deze taak nauwkeurig uit te voeren.
Gedurende dit hele proces controleert de chirurg voortdurend de positie van de tang en de hechtdraad met behulp van het arthroscopische beeld, waarbij hij de nodige aanpassingen doorvoert om ervoor te zorgen dat de hechting precies daar wordt geplaatst waar deze nodig is voor een goede reparatie.
III. Knoopbindende fase
Nadat de hechtingen door de vereiste gebieden zijn gehaald, is het tijd voor het knopen. De draadpincet speelt opnieuw een cruciale rol.
De chirurg gebruikt één pincet om het ene uiteinde van de hechtdraad vast te houden, terwijl een ander instrument (zoals een knoopduwer) in combinatie kan worden gebruikt.
De pincet haalt het uiteinde van de hechtdraad voorzichtig terug en houdt het stabiel, zodat de chirurg de knoop kan vormen. Het slanke ontwerp van de tang zorgt ervoor dat ze toegang hebben tot het knoopgebied zonder andere instrumenten in de weg te zitten of het zicht te belemmeren.
Terwijl de knoop wordt vastgemaakt, behoudt de tang spanning op het uiteinde van de hechtdraad, waardoor een strakke en veilige knoop wordt gegarandeerd. Dit is van vitaal belang voor de stabiliteit op lange termijn van de gerepareerde zachte weefsels.
IV. Procedure voor het verwijderen van vreemde voorwerpen
In gevallen waarin er losse fragmenten zoals kraakbeen of botchips in het gewricht zitten, kan de draadpincet snel opnieuw worden gebruikt.
Net als bij het inbrengproces voor toekomstig werk, wordt de forceps via het arthroscopische portaal ingebracht.
Eenmaal in de buurt van het vreemde lichaam worden de kaken van de forceps voorzichtig geopend en vervolgens rond het fragment gesloten. De fijne punten en het grijpvermogen maken een nauwkeurige opname mogelijk.
Vervolgens trekt de chirurg de forceps, samen met het verwijderde vreemde lichaam, langzaam terug door het portaal, waarbij hij erop let dat het fragment niet losraakt en verdere schade veroorzaakt.
Samenvattend vereist het juiste gebruik van de arthroscopische draadpincet een combinatie van chirurgische vaardigheden, vertrouwdheid met het instrument en constante visuele monitoring via het arthroscopische zicht om optimale resultaten te bereiken bij gewrichtsoperaties.